Wat is er poëtisch aan het internet?
Op 24 juni wijdt Perdu een avond aan het werk van Sonja Prins.
The vital poetics of Baroness Elsa von Freytag-Loringhoven
Een avond over het werk van Jeroen Mettes
Gastprogramma: Presentatie nieuwe dichtbundel Frans Budé
Postmodernisme in de Sovjet-Unie
Nach der mitte folgt ein Schweigen
Een hommage aan Hans Groenewegen
Van Rob Halpern, vertaald door Samuel Vriezen en Frank Keizer
Een etmaal voordracht van poëzie
Een Mettes-lexicon II
Presentatie nieuwe nY
Over Donorwoorden van Sybren Polet
F. van Dixhoorn
In samenwerking met nY, tijdschrift voor literatuur, kritiek & amusement
Over Civil Disobedience van H. D. Thoreau
Over Balthazar Krull’s hart zingt maneschijn van Peter Smink
Over de poëzie van Rob Halpern
Met Martin Reints
Van Peter Gizzi
Nederlandse dichters en William Carlos Williams
Over documentaire poëzie
Herman Gorters' Liedjes integraal voorgelezen
Over F.W.J. Schelling
25 jaar Verloren Tijd
Emerson, Ives, Cavell
Over L=A=N=G=U=A=G=E
Van Samuel Vriezen
Met bijdragen van tien auteurs
Hans Faverey
Het wit in de poëzie
Over F.W.J. Schelling
Aanvang: 20.30 uur / Zaal open: 20.00 uur Entree: 6 / 5 euro (met kortingskaart)
Vanaf het wintersemester 1790-91 krijgen Hegel en Hölderlin er op het Tübinger Stift, waar zij theologie studeren, een jonge kamergenoot bij: Friedrich Schelling. Tijdens de intensieve vriendschap die ontstaat, schrijven de drie het Oudste systeemprogramma van het Duitse idealisme. Schelling en Hölderlin beginnen samen Kant te bestuderen maar Hegel blijft afzijdig. De daaropvolgende jaren ontwikkelen deze twee zich tot grootheden in respectievelijk de filosofie en de poëzie. Hegel blijft ondertussen vlijtig studeren.
Jaren later, in de tijd dat Schellings briljante filosofische excursies – over onder meer kunst, vrijheid, absolute identiteit, de verhouding tussen natuur en geest – maar niet willen leiden tot een algemeen systeem, publiceert Hegel zijn monumentale Fenomenologie van de geest met in het voorwoord een meedogenloze kritiek op de ‘identiteitsfilosofie’ (van Schelling, hoewel niet zo aangeduid), die Hegel beschrijft als “de nacht waarin alle koeien zwart zijn”.Vanaf dat moment zijn de twee oude vrienden rivalen en delft Schelling in zekere zin het onderspit, hevig en nu openlijk bekritiseerd door de rijzende ster Hegel. Na zijn dood wordt Schelling nog door koning Frederik Willem IV naar Berlijn gehaald om het volgens hem uit zijn voegen gebarsten hegelianisme te bestrijden. Zijn colleges slaan echter niet aan (hij wordt gehoond door de jongelui Kierkegaard, Engels en Burckhardt) en hij trekt zich verbitterd terug uit het openbare leven.
In de loop van de twintigste eeuw is men echter het belang van Schellings denken gaan inzien, zijn denkers als Heidegger, Habermas en Žižek diens gewaagde verweving van natuur, geschiedenis en kunst, gaan (her)waarderen en blijken zijn werken vanuit een hedendaags denkkader voor een vruchtbare herlezing vatbaar te zijn.
Met dit programma begint in Perdu een nieuwe reeks, getiteld Verloren Filosofen. Een reeks (inleidende) uiteenzettingen over het werk van denkers die om de een of andere reden uit de gratie zijn geraakt, eenvoudigweg nooit serieus genomen zijn, of op een andere manier voor de hedendaagse lezer zijn verloren. Aan het eind van elke avond moet na een aantal confronterende vragen duidelijk worden waar de filosoof in kwestie deze status aan te danken heeft, in hoeverre dat terecht is en hoe de mogelijkheden liggen om zijn of haar werk nu bij het denken te betrekken. Een vorm van achteraf parallel boekhouden.
'Noodzakelijkheid en vrijheid verhouden zich tot elkaar zoals het bewuste en het onbewuste. Kunst berust dan op het samenvallen van bewuste en onbewuste activiteit.'